Klooster Graefenthal en haar rol in de geschiedenis van Gelre

Kloster-graefenthal-goch-kreuzgang-denkmaltag
Kloster-Graefenthal-Goch-Denkmaltag-Brauhaus
Kloster-Graefenthal-Goch-Denkmaltag-Torhaus

In de 13e eeuw was Gelre een onderdeel van het grote Duitse Rijk. De graven van Gelre waren graag geziene gasten bij het hof van het Duitse Rijk én bij de Paus. Voordat we beginnen aan de geschiedenis van Klooster Graefenthal, het Cisterciënzer klooster waar in ruim 120 jaar 11 familieleden van de graven en hertogen van Gelre zijn begraven, gaan we terug in de tijd naar de oma van graaf Otto II van Gelre: Richardis van Scheyern-Wittelsbach, de weduwe van graaf Otto I (1150-1207).

Otto i

Otto I, de man van Richardis, was een van de trouwste edelen van de Duitse keizer Frederik Barbarossa. Hij ging in 1190 zelfs met hem mee op kruistocht. Tijdens die kruistocht stierf Barbarossa, Otto I overleefde de expeditie. Geloof speelde een grote rol in het leven van Otto I en zijn vrouw Richardis.

Gerhard iV

Na zijn dood wordt Otto I begraven in het Cisterciënzer klooster in Kamp. Richardis besluit zich terug te trekken in een kluizenaarsgemeenschap in Doetinchem om zich aan God te wijden. Door haar aanwezigheid bloeit de geloofsgemeenschap op. Tien jaar later vertrouwt zij haar zoon Gerard IV toe dat zij wil toetreden tot een Cisterciënzer vrouwenklooster. Haar zoon vindt het vreselijk dat zijn moeder zich in een klooster buiten zijn grondgebied wil vestigen. Hij besluit daarom een Cisterciënzer vrouwenklooster te stichten bij de Munsterabdij in Roermond. In 1220 wordt dit klooster opgenomen in de Cisterciënzerorde. De Keulse aartsbisschop wijdt de kerk in. Richardis wordt aangesteld als de eerste abdis (de vrouwelijke titel voor een abt, hoofd van het klooster). De roep om vrouwenkloosters klinkt in die tijd steeds luider.
In 1229 sterft Gerard IV en krijgt hij uiteindelijk samen met zijn vrouw een praalgraf in de Munsterkerk te Roermond.

Kloster Graefenthal 1731 Abraham de Haen

Beeld: Binnenhof van klooster ‘s-Gravendaal of Nieuwklooster, Abraham de Haen (II), 1731 (Rijksmuseum)

 

De band tussen Graaf Otto II en klooster Graefenthal is hecht. Hij schenkt vele grond en gebouwen aan het klooster. En hij zorgt er zelfs voor dat de abdis alle rechten krijgt over de bezittingen van het klooster. Hierdoor ziet de abt van Kamp zijn invloed op de bezittingen van Klooster Graefenthal in rook opgaan. Dit is vooral later in de geschiedenis zeer belangrijk voor de edelen in Gelre, die graag bezittingen schenken aan het klooster.

Het raadsel van Graefenthal

In 1271 wordt Otto II, net als zijn vrouw, begraven in de Mariakapel van Klooster Graefenthal. Het praalgraf dat speciaal voor hem is gebouwd, valt nog steeds te bewonderen op ons landgoed. Wat er met het authentieke beeld van Otto de II op het graf is gebeurd, is tot nu toe een waar mysterie. Om wel een beeld te geven hoe het graf er uit heeft gezien, is het graf nu voorzien van een beeld van een hedendaagse kunstenares.

Grabmal Otto von Geldern Kloster Graefenthal Goch

Bildquelle: http://www.heimat-kleve.de/geschichte/graefenthal_05.06.2005/34.jpg

Agnes, de eerste abdis van Klooster Graefenthal

Bij de oprichting van Nieuwklooster wordt Agnes, uit de verhuisde populatie van de Munsterabdij van Roermond, de eerste abdis. Over haar is helaas weinig bekend. Zij wordt in 1275 opgevolgd door Jutta van Gennep, dochter van een adellijke familie uit Gennep. Zij blijft abdis tot haar dood op 15 december 1298.