De Bosuil
De bosuil is de meest voorkomende uilensoort in Europa. Je vindt hem in allerlei verschillende landschappen: in naald- en loofbossen, in parken en zelfs in woonwijken met wat bosjes en bomen. De bosuil is een standvogel, dat wil zeggen dat hij het hele jaar door in zijn woongebied blijft en dus niet naar warme landen trekt.
De bosuil zal je niet zo snel opmerken. Het is een echt nachtdier, heeft een hele goede schutkleur en kan zich goed verstoppen in bijvoorbeeld boomholtes. Rond de avondschemering, als ze op jacht gaan, kun je ze nog wel eens, vanaf de plek waar ze overdag uitrusten, zien vertrekken. Daarbij valt het op dat ze geluidloos, zonder enig fladdergeluid, vliegen. De uilen gaan dan op jacht naar muizen en insecten, die ze na een duikvlucht vanaf een uitkijkpunt vangen.
Het bekendst is de bosuil misschien nog wel van de spookachtige roep van de mannetjes – graag gebruikt in griezelfilms – die dan wordt beantwoord door het vrouwtje.
De bosuilen broeden al in februari/maart. Ze leggen dan drie tot vijf eieren waarop ze een week of vier broeden. De jongen blijven nog een week of vier op het nest, waarna ze met zachte drang door de ouders uit het nest worden gejaagd. Omdat ze dan nog niet echt kunnen vliegen, brengt zo’n zogenaamde takkeling nog een week of vier op een min of meer vaste plek door. Ze springen dan van tak naar tak of klimmen met hun scherpe nagels tegen de boom op. Mocht je ooit een takkeling op de grond vinden, laat hem vooral zitten! Hij klautert zelfstandig weer de boom in.
Na die vier weken vliegen ze echt uit en gaan dan een eigen territorium zoeken. Vanaf de herfst zetten hun ouders, die langjarig bij elkaar blijven, ze het gebied uit en moeten ze echt op eigen benen (poten) staan. Ze vestigen zich dan binnen een afstand van 50 kilometer van het ouderlijk nest.
Klik hier om te ervaren aan welk geluid je de bosuil kunt herkennen.